Wie Portugal zegt, zegt fado. Joana Almeida groeide op in een kustplaatsje nabij Porto, waar ze gitaar leerde spelen en die traditionele muziek ontdekte. Haar horizon verbreedde echter snel van fado naar jazz en andere muziekstijlen, maar vreemd genoeg kwam de zang pas toen ze in Amsterdam neerstreek. Daar dook ze ook in de vocale Indiase percussie, de zogeheten Konnakol. Ze leerde er percussionist Sjahin During (onder meer bekend van Arifa) kennen, en aldus ontstond het idee voor Cacha Mundinho (hetgeen zich laat vertalen als ‘vang de kleine wereld’). In de Spaanse hoboïste Maripepa Contreras en de Braziliaanse bassist Pedro Ivo Ferreira trof ze gelijkgestemde zielen om muziek te maken die al die invloeden (inclusief klanken en ritmes uit het Midden-Oosten) samensmeedt tot een samenhangend en authentiek geheel. Op het debuutalbum, ‘Vento do Mar’, horen we melancholieke liedjes naast vrolijke, ritmische en funky nummers en Braziliaanse invloeden. Almeida laat zich zeker niet kennen als een ‘zangeres met band’, maar profileert zich als primus inter pares, soms met vocalises als aanvulling op de prominent aanwezige hobo- en dudukpartijen van Contreras. Met de diepe bas van Ferreira en het avontuurlijke en smaakvolle slagwerk van During leidt het tot een volstrekt eigen klankwereld.